Dit weekend heeft Louise P. de mevrouw op bezoek
die met haar zoon op reis gaat. Ze vertelt over wat er zoal kan gebeuren als je wacht op de bus.
KOSCIÉLNIKI
Het bushokje biedt beschutting tegen de blakende middagzon. Het ruikt er muf naar opwarmend hout, maar de stalen zitbank is netjes. Als ik erop ga zitten raken mijn voeten net de grond. Het is een beetje onhandig, maar ik ga niet zeuren. Het is er te warm voor. Ik stop mijn camera diep in mijn tas, en haal wat brood, dat ik ’s ochtends klaarmaakte, naar boven. Uit het niets duikt een jongeman op, met een sporttas over zijn schouder. Zijn haren zijn halflang, hij heeft een open blik. Ik kan slechts hopen dat hij me niet lastigvalt. Ik neem een tweede hap van mijn boterham als hij me hartelijk smacznego wenst. Ik knik, mijn mond zit vol brood. Hij kijkt me ontwapenend vriendelijk aan. Ik heb niets te vrezen. Als mijn hap is doorgeslikt zeg ik waarheidsgetrouw : przepraszam, nie rozumiem (1).
Hij knikt en plaatst zijn tas op de verharde grond. In gebarentaal maakt hij me duidelijk dat hij dorst heeft en ik meen te begrijpen dat hij wil weten of er in de buurt een drinkplaats is te vinden. Natuurlijk is die er, ik kom er net vandaan. Ik leg hem uit, in het Engels, waar hij woda vindt. Hij knikt dankbaar, maar aarzelt. Met zijn hand wijst hij in de richting van het busuurrooster. Ik begrijp hem! Ik toon hem dat hij nog twintig minuten heeft, ruim voldoende om drank te halen en terug te keren. Op een drafje verdwijnt hij. Zijn sporttas laat hij achter.
Hij staat in een mum van tijd terug voor me en biedt me een cola aan. Ik schud mijn hoofd, toon hem het water dat ik drink. Dan vraagt hij me in een mengeling van Pools, Duits en Frans wat ik in godsnaam in Kosciélniki doe. Hoe kan ik hem dat uitleggen? In een verwarrende mix van Engels, Duits, Frans en Pools maak ik hem duidelijk dat ik de oude 17de eeuwse kerk ben komen opzoeken en de landhuisruïne, net achter de bocht. Hij knikt en schudt meewarig zijn hoofd.
Dan peilt hij naar mijn belangstelling in Kraków. Als ik hem nu vertel dat ik al de derde dag in Nowa Huta rondhang, verklaart hij me gek. Maar ik waag het erop. Wanneer hij met zijn wijsvinger tegen zijn rechterslaap het universele van-lotje-getikt symbool trommelt, glunder ik. Hij schakelt over op mime. Het duurt een poos vooraleer ik doorkrijg dat hij stijfbenig en met een strak voor zijn borst gespannen arm Lenin nabootst. Ik heb gelezen over Lenins standbeeld op de Aleja Roz dat bij de val van het communisme naar beneden werd gehaald. Ik knik. Hij vertelt dat hij zijn leven lang in Huta woont en er nu ook werkt (hij legt laminaatvloeren). Met zijn prille gezinnetje heeft hij intrek genomen in één van de industriële woonblokken waardoor ik mateloos word gefascineerd. Zijn naam is Mickelju, hij is achtentwintig, zijn zoon is twee. In Huta wil ik ’s avonds niet op mijn eentje rondlopen. Ik knik gedwee. We merken in onze drukke conversatie de bus niet op, maar de chauffeur is attent.
We gaan bij elkaar zitten. Onmiddellijk wordt duidelijk dat een Pool niet bij een buitenlander gaat zitten, en al helemaal niet op expressieve wijze met een buitenlander communiceert. We worden aangestaard. Maar Mickelju lapt het aan zijn laars. Zijn woordenstroom is niet te stuiten. Hij kwam eerder in Duitsland, meestal voor voetbalwedstrijden. Hij is handig in gebarentaal en met toevoeging van enkele kernwoorden kan ik perfect volgen wat hij zegt. Ik snap ook dat voetbal hem matig interesseert. Hij houdt van onderweg zijn naar elders. Ik glimlach hem toe. Ik begrijp hem genadig goed.
Nadat we aan het eindpunt de bus uitstappen, maakt Mickelju me duidelijk dat hij een andere richting uit moet. Hij toont me waar ik tram 15 neem en ik knik welwillend. Hij gooit zijn tas over zijn schouder, lacht me breeduit toe en schudt zijn kop, net als Depardieu dat doet. Ik schiet in de lach. Hij aarzelt, komt op me toelopen en neemt mijn hand in de zijne. Het is een koele, verweerde hand. Hij zegt dat hij ons gesprekje leuk heeft gevonden. Ik begrijp voor één keer het Pools feilloos. Have a good life, wens ik hem oprecht toe. Hij draait zich om en loopt van me vandaan, zijn toekomst tegemoet.
(1)Smakelijk
(2)Bedankt, ik begrijp je taal niet
(3)water